De mensen in de steentijd woonden niet in een huis in een dorp of stad net als wij. Waarschijnlijk woonden ze in tenten en hutten, gemaakt van stro en dierenhuiden. Ze zwierven in groepen door het land op zoek naar eten. De mannen gingen als er eten nodig was op jacht naar rendieren, zwijnen en hazen. Hun pijlen, speren en bogen maakten de jagers zelf. Ook werd er gevist. De vrouwen en kinderen gingen iedere dag op zoek naar voedsel in de bossen.
In de herfst naar wilde vruchten, in het voorjaar verzamelden ze bladgroenten en knollen. Als de mannen terugkwamen van de jacht werden de dieren die ze hadden gevangen, geslacht. Alles van het dier werd gebruikt. Het vlees om te eten, huiden voor de kleding en zelfs de ingewanden werden schoongemaakt.
Met een varkensblaas kon je heel leuk voetballen! En van tanden werd een mooie halsketting geregen.
De vuurplaats was een belangrijke plek bij elke hut. 's Avonds om bij te eten, 's nachts om de dieren op een afstand te houden. En natuurlijk om zich te kunnen warmen en elkaar verhalen te vertellen. Verhalen over hoe de wereld was begonnen of over hoe de geesten naar je loerden.
In de loop van de tijd leerden de mensen uit de prehistorie hoe ze grond konden bewerken en dieren konden temmen.
6880