Om een ridder te worden moest je een man zijn en uit een adellijke familie komen. Dit kwam omdat ridder zijn heel duur was. Denk maar eens aan de opleiding die je moest krijgen en de spullen die daarvoor nodig waren. Veel geld hebben was dus belangrijk om ridder te worden, maar je kon ook ridder worden als je veel land had. Land gaf veel aanzien en bracht geld op. Om ridder te worden moest je zo vroeg mogelijk met je opleiding beginnen.
Vanaf een jaar of zeven werd je naar een ander kasteel gestuurd om te helpen in de keuken. Je leerde er ook goede manieren. Op de binnenplaats van een kasteel leerde een soldaat de jongens vechten met stukken hout of botte wapens. Daarnaast deden ze ook aan worstelen en zwemmen om in vorm te blijven. Het eerste paard van een jongen was een houten paard dat op wieltjes vooruit getrokken werd door anderen. Met een bezem die als lans diende kon men oefenen in het aanvallen te paard.
Als je veertien jaar oud was, werd je een schildknaap. Dit hield in dat je een ridder moest helpen met de voorbereiding op het gevecht (de strijd) en aan zijn zijde mee moest vechten. Je moest het paard van de ridder verzorgen, zijn wapenuitrusting poetsen en repareren. Als je dat allemaal kon mocht je mee op een veldslag. Als je moed had bewezen mocht je ridder worden, en dat gebeurt niet de eerste de beste keer. Dan moest je minstens je ridder redden in de veldslag!
Na vier jaar schildknaap te zijn geweest mocht je ridder worden. De schildknaap moest dan een wit gewaad aan doen. Vervolgens moest je de hele nacht bidden in een kapel = NACHTWAKE. ´s Morgens ging je dan naar de kerk en daar werd je tot ridder geslagen!
Het schild
Je hebt zeker al gezien dat er op het schild van een ridder enkele tekens staan. Als je aan het vechten bent, is het wel erg handig als je weet welke ridders bij jou horen! Daarvoor hebben ze enkele tekens geschilderd op hun schild: een streep of een andere vorm. Uiteindelijk schilderden ze het familiewapen.
1829