In de negentiende eeuw werd de paardentram gemaakt uit de omnibus. De omnibus was een door paarden getrokken koets, die een vaste route reed. Doordat de paardentram op rails reed was het te trekken gewicht veel lager dan bij de omnibus, waardoor er met minder paarden gereden hoefde te worden.
In Amerika reed in 1832 de eerste paardentram. Toen nog op rails die boven de grond uit staken. Later werd de groefrails uitgevonden, die gelijk werden gelegd met de bestrating.
Met de paardentram reed je zonder schokken op zachte banken door de straten. De conducteur had een grote hoorn om het verkeer te waarschuwen. Dat deed hij bij elke bocht, brug en bij elke zijstraat. Voor de paarden was het voorttrekken van een tram zwaar werk. Vooral door het steeds weer stoppen wanneer iemand dat vroeg. Dan moest daarna het hele gevaarte weer in beweging worden getrokken.
Lange tijd hadden de paardentrams geen vaste haltes. Het was heel gewoon om de tram voor een winkel even te laten wachten om vlug een boodschap te doen. Erg snel ging het op die manier niet. Tussen 1900 en 1914 werden vrijwel alle paardentrams in de steden vervangen door elektrische trams en daarna door autobussen. De laatste paardentram die nog in Nederland reed stopte in 1930.
6317