Een winkel is een plaats waar koopwaar wordt verkocht. Het woord winkel komt van hoek (denk aan winkelhaak). Men denkt dat het komt van de hoek waar de koopwaar was opgesteld.
Winkelen is het bezoeken van winkels. Op zaterdag gaan veel mensen in Nederland 'winkelen of shoppen'. Ze bezoeken dan bijvoorbeeld een winkelcentrum, een warenhuis of een winkelstraat (dat is een plek waar veel winkels bij elkaar zijn). In veel steden is er de koopzondag, bijvoorbeeld aan het eind van de maand.
Veel winkels hebben ook een koopavond, de grote steden vaak op donderdagavond, de dorpen eromheen dan soms op vrijdagavond. Iedereen winkelt, vaak ook op koopzondag. De weekendboodschappen, snelle boodschapjes tussendoor, of gezellig slenteren voor nieuwe spullen. Tegenwoordig heb je zeven dagen in de week keuze uit talloze locaties waar je winkels kunt vinden.
Grote winkels worden, afhankelijk van wat er wordt verkocht, supermarkt of warenhuizen genoemd. Hieronder lees je wat het verschil is.
Een supermarkt is een grote zelfbedieningswinkel waar voedingsmiddelen en huishoudelijke artikelen worden verkocht. Je spreekt van een supermarkt als er naast levensmiddelen ook groente en vlees worden verkocht. Supermarkten zijn vaak onderdeel van een keten die in een regio, land of meerdere landen winkels heeft.
Een warenhuis is een grote winkel, vaak met meerdere verdiepingen, die een uitgebreid assortiment aan waren (spullen) verkoopt. Denk maar eens aan Vroom & Dreesmann en HEMA. Er zijn natuurlijk veel meer soorten winkels, hieronder zie je er een paar:
- Een winkel op de markt wordt kraam genoemd.
- Winkels waar spullen worden verkocht die door anderen zijn afgedankt noemt men kringloopwinkels of tweede handswinkels.
- Je hebt ook winkels die zich richten op één productsoort. Denk maar eens aan een bloemenzaak of een kledingzaak.
Kun jij zelf ook een ook zo’n winkel bedenken?
6599