Aan het begin van de winter vieren veel mensen het christelijke feest Kerstmis. Met lichtjes in een boom en kaarsen op tafel. Heel erg lang geleden werd er ook al feest gevierd in deze tijd van het jaar. De mensen hadden toen nog geen stenen huizen met centrale verwarming. Ze woonden in holen en hutjes.
Om te kunnen eten, moesten ze jagen, en bessen en wortels zoeken. In de winter hadden ze daar niet veel tijd voor. Dan zijn de dagen kort en elektrisch licht was er nog niet.
De mensen uit die tijd wisten weinig van de seizoenen. Ze geloofden dat in de wintermaanden de boze geesten de baas waren. Die geesten hadden de bladeren van de bomen laten vallen. Maar zelfs zonder kalender merkten ze een verandering aan het eind van het jaar. Het licht veranderde en de dagen werden steeds een beetje langer.
Ze stookten enorme vuren en maakten heel veel lawaai om de boze wintergeesten te verjagen. Dan kon het licht weer terugkeren. Zij noemden het feest in de donkere decembertijd het feest van de zonnewende* .
Vóór de zonnewende worden de dagen steeds korter en de nachten langer, terwijl na de zonnewende de dagen langer en de nachten korter worden. De zon heeft zich dus 'gewend' en het licht keert terug.
Bron: Schuurman, I. en M. van Thiel (2004), Winter, in Junior informatie, nr. 125, pag. 4,5
7727