Zorgen voor de dieren. De verzorgers zorgen voor de dieren. Elk dier heeft een vaste verzorger. Die kent de dieren goed. De verzorgers maken de hokken schoon. Soms spuiten ze de ramen. Of ze leggen nieuw stro neer.
Eten en poepen
In de natuur vangt elk dier zijn eigen eten. In de dierentuin kan dat niet. De verzorgers voeren de dieren. Elk dier krijgt ander eten. Een deel van het eten poepen de dieren weer uit. De verzorger ruimt de poep weer op.
Een ziek dier
Als een dier ziek is, komt de dierenarts. Hij onderzoekt het dier. Soms krijgt het dier een pil. Een enkele keer wordt het geopereerd. Is een dier nieuw in de dierentuin? Dan kijkt de dokter of het gezond is. Want een ziek dier kan andere dieren ook ziek maken.
140 woorden
Bron: De kijkdoos N93 De dierentuin 11904