Weer of geen weer

Wanneer de temperatuur in de winter niet onder de nul graden komt, hebben we een kwakkelwinter. Dan is er geen sneeuw of ijs. Vaak is er wel nachtvorst. ’s Morgens zie je dan dat het gras wit is. Als er ’s nachts geen wolken zijn, verliest de aarde haar warmte. Zo ontstaat er vorst aan de grond.

 

Het vriest wanneer de temperatuur flink onder nul zakt. Dat betekent dat al het water in ijs verandert. Water dat ijs wordt, heeft meer ruimte nodig. Als je bijvoorbeeld een plastic gieter buiten laat staan met een laagje water erin, kan er een scheur in komen. Het laagje water bevriest en zet uit. Daarom gaan veel planten dood als het vriest. Vaak overleeft het ondergrondse deel van de plant het wel. Als de winter voorbij is, kan die plant vanuit de wortels weer gaan groeien

 

De bladeren op de grond vormen een deken voor de planten onder de grond. Ook sneeuw beschermt de natuur tegen al te zware vorst. Sneeuw ontstaat wanneer de temperatuur in de lucht onder nul is. De piepkleine waterdruppels die naar beneden vallen, veranderen in kleine ijsnaaldjes. Er ontstaan sneeuwvlokken als een aantal ijsnaaldjes aan elkaar plakt. Terwijl ze vallen, hechten de sneeuwvlokken zich aan alle vuiltjes in de lucht en nemen die mee naar beneden. Na een sneeuwbui is de lucht dus schoner dan ooit.

 

Bron: Bron: Schuurman, I. en M. van Thiel (2004), Winter, in Junior informatie, nr. 125, pag. 16,17,18. 

6246